Sperwer
Veldkenmerken: korte, afgeronde vleugels; lange staart; wijfje heeft leigrijze bovenzijde, witte streep achter het oog.
Grootte: 28-38 cm
Nest: van takken gebouwd nest, vaak door wijfje bekleed met dunne twijgjes;
Legtijd: mei 4 a 6 eieren; deze worden 35 dagen door wijfje bebroed; de jongen die door beide ouders worden verzorgd, vliegen na 24 tot 30 dagen uit.
Voedsel: de sperwer voedt zich met mussen, vinken, spreeuwen en andere vogels; soms muizen en jonge konijnen; insecten.
De snelvliegende sperwer moet het bij zijn jachttechniek hebben van de verrassingsaanval. Hij scheert snel langs de ene kant van een heg, schiet er dan plotseling overheen en stort zich op een nietsvermoedend troepje vinken, slaat zijn klauwen in een ervan en schiet weer weg. Als de prooi ontsnapt door zo dicht mogelijk struikgewas in te duiken, tracht hij zelden de aanval te herhalen, maar vliegt verder tot hij een nieuwe prooi ziet. De voornaamste slachtoffers van het sperwermannetje zijn kleine vogeltjes, maar het vrouwtje, dat veel groter is, slaat soms wel vogels zo groot als een duif. Het geboortecijfer, dat lang laag is geweest, is weer uit het dal geklommen. Sperwers hebben hun biotoop verruimd, zitten nu ook aan de rand van een naaldbos, desnoods bij een camping. De vele nestkastjes voor zijn prooivogels in stadsparken maken hem langzamerhand tot een cultuurvogel, die het gehele jaar door in nederland is waar te nemen.
Het mannetje jaagt in zijn eentje in de tijd dat het vrouwtje broedt. Meestal strijkt hij met zijn prooi neer op een van zijn plukplaatsen, meestal een boomstronk of een verlaten nest, en roept zijn partner met een scherp en vlug kek-kek-kek-kek om te komen eten. Als de jongen uitgekomen zijn, hebben de ouders poten vol werk om ze van voedsel te voorzien, want ze eten per dag 2 a 3 vogels ter grootte van een spreeuw.