Wespendief
Veldkenmerken: Staartpatroon is karakteristiek met een brede subterminale band en twee smallere banden bij de basis. (van onderen gedeeltelijk verborgen achter de onderstaartdekveren). Het mannetje
heeft een grijze kop, brede zwarte vleugelachterrand, zwarte handentop-
pen en brede lichte band voor de bandering op midden- en voorvleugel.Oranje ogen.
Bij het vrouwtje is de bandering op de slagpennen valer, onduidelijker vleugelachterrand, donkere handpennen en bruine kop. Heldergele ogen.
De wespendief heeft een kleine kop, spleetvormige neusgaten, een slanke hals en stevige poten.
Grootte: 50-58 cm
Spanwijdte: 127-136 cm
Nest: In naaldbomen op een hoogte van 15 tot 20 meter, bij voorkeur in douglas- of fijnspar, veelal nieuw gebouwd, maar nesten van andere soorten worden niet gemeden. De nestrand is dik belegd met vers gebladerte en afgebroken twijgen van naald- en loofbomen.
Legtijd: half mei tot half juni, 1-3 eieren, broedduur 33 dagen,jongen verlaten na 40-46 dagen het nest. Vrouwtje wordt tijdens het broeden af en toe door het mannetje afgelost.
Voedsel: Hoofdvoedsel larven van wespen en hommels, waarvan de raten uit de nesten scheurt. Bij voedselschaarste tijdens perioden met slecht weer ook andere insecten (kevers, krekels), jonge vogels, muizen, kikkers en hagedissen.
Vlucht: Als van de buizerd, maar langere, smallere vleugels, langere staart met drie donkere banden en met vooruitgestoken kop als die van een duif.