Kerkuil

Kerkuil – soortbeschrijving

Kenmerken
Grootte: 34 cm. Vleugelspanwijdte: 90-98 cm. Gewicht: mannetje 290-340 gram (gemiddeld 315 gram) vrouwtje meestal 310-370 gram (gemiddeld 340 gram) in de tijd van de leg en het broeden echter aanmerkelijk zwaarder (gemiddeld 415 gram ).Kerkuilen werden vanwege hun witachtige verschijning vroeger weleens beschouwd als geesten. Niet voor niets, want net als vrijwel alle andere uilensoorten is de Kerkuil in staat geruisloos te vliegen.Dit, gecombineerd met de vrijwel witte verschijning in het donker, gaf voor velen aanleiding tot angstaanjagendeverhalen.

Biotoop en voedsel
Veel voorkomende broedplaatsen zijn boerenschuren, kerktorens en andere bouwwerken, een enkele keer ook holle bomen. Het voedsel bestaat voornamelijk uit veldmuizen, aangevuld met huisspits- en bosspitsmuizen. Jonge kerkuilen kunnen soms flinke zwerftochten maken, maar eenmaal gevestigde vogels verblijven hun leven lang in hetzelfde leefgebied.De kerkuil is een evolutionair succes: de soort komt in 35 ondersoorten (varianten) voor op ieder continent, behalve op Antarctica. De kerkuil houdt niet van koude winters; zijn verenkleed is slecht in staat warmte vast te houden.

Aantal
Tot in de jaren vijftig broedden jaarlijks minstens 1500 tot 3000 paar kerkuilen in Nederland. De turbulente ontwikkelingen op het platteland maakten de vogel het overleven steeds moeilijker. Na de strenge winter van 1962/1963 waren er nog maar enkele tientallen over. In de jaren zestig herstelde de soort zich tot 500 à 800 paar in 1967. De strenge en sneeuwrijke winter van 1978/1979 betekende echter een nieuwe klap: nog maar honderd broedparen restten. In de jaren negentig had de populatie weer een sterke basis opgebouwd.Dit leverde uiteindelijk ruim 2000 broedparen in het topjaar 2000. De kerkuil staat op de Nederlandse Rode Lijst (gegevens SOVON Broedvogelatlas, 2002).

Biotoop en voedsel
Kerkuilen zijn gespecialiseerde muizeneters van half-open tot open graslanden. Gebieden met heggen en verspreide bosjes hebben de voorkeur. Ze komen tot broeden in de omgeving van ruige veldjes, perceelsranden, en andere ruigtestroken. Dit zijn de favoriete plekken van de veldmuis, de belangrijkste prooi van de kerkuil. 's Winters jagen de vogels ook in schuren en stallen. Veel kerkuilen broeden in boerderijen, kerktorens of schuren, een enkele in een holle boom.

Oorzaken achteruitgang
Veel oude gebouwen en andere geschikte nestplaatsen zijn verdwenen.De voedselsituatie voor de kerkuil is verslechterd. Door schaalvergroting en intensivering van de landbouw zijn ruige grasstroken en andere kleine landschapselementen verdwenen en daarmee de ideale leefomstandigheden van muizen.Door het verdwijnen van graanschuren en graanmijten is een substantiële voedselbron voor muizen verloren gegaan.Grote gebouwen die prooidieren herbergen zijn ontoegankelijk geworden voor de kerkuil.Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn veel kerkuilen via hun prooi vergiftigd.De uitbreiding van het wegennet en de gestaag toenemende verkeersintensiteit zorgen voor veel verkeersslachtoffers.Strenge winters hebben de sterfte verhoogd.

Maatregelen

Het bieden van broedgelegenheid. Een zeer groot deel van de kerkuilen in ons land broedt in nestkasten. In de winter gebruiken ze de kasten als schuilplaats. Deze kasten moeten onderhouden worden en nieuwe kasten moeten worden opgehangen. Belangrijk hierbij is het contact met en de voorlichting aan boeren;Verbetering foerageermogelijkheden door:speciaal maaibeheer van bermen en taluds, aanleg van grazige en kruidenrijke stroken langs houtwallen,aanpassing van beheer, gericht op open ruige grazige terreinen,extensief beheerde perceelranden;Voorkomen van verkeersslachtoffers;Creëren van muizenhaarden, zoals kleinschalige composteringsplaatsen.

Soortbeschermingsplan Kerkuil
Het ministerie heeft een speciaal soortbeschermingsplan voor de kerkuil ingesteld. In de periode 1994-1996 is dit plan door Vogelbescherming Nederland met behulp van vele vrijwilligers uitgevoerd. Hoofdpunt van het plan was een biotoopproef (1995-1998). Er is onderzocht hoe perceelsranden en andere grasstroken aantrekkelijker voor muizen kunnen worden gemaakt. Het doel was om de kerkuil binnen een tiental jaren terug te brengen op zo'n 2000 paren in muizenrijke jaren. Dat is gelukt!