Torenvalk
Veldkenmerken: Een van de talrijkste Europese roofvogels. Kleine, slanke valk met lange, spitse vleugels en lange staart. Mannetje met blauwgrijze bovenkop en wangen, roodbruine rug met zwarte druppelvlekken, staart asgrijs met brede, zwarte eindband en smalle, witte zoom, vleugels bruinig zwart, onderzijde roomkleurig met donkere lengtevlekken. Vrouwtje kaneelbruin met zwarte vlekken, staart bruinzwart gebandeerd, met zwarte eindband. Snavel grijs met gele basis en donkere punt, washuid geel, poten geel, nagels zwart, iris donkerbruin. 150-280 gram.
kenmerkend is het bidden.
Grootte: 34 cm
Nest: geen echt nest; legt eieren op een rots, gebouw, boomholte of in een verlaten nest;
legtijd half april-mei; 3 a 5 eieren; deze worden vooral door het vrouwtje gedurende 28 dagen bebroed; de jongen die door beide ouders worden gevoerd, vliegen na
27-30 dagen uit.
Voedsel: de torenvalk voedt zich met huis- en veldmuizen, jonge ratten, kikkers, regenwormen, insecten en in steden met mussen.
Zoals alle roofvogels wordt de torenvalk gedurende het hele jaar bij de wet beschermd, maar dit is voor hem nog niet zo'n bittere noodzaak als voor vele andere. Veel boeren zien in dat hij een nuttige bondgenoot is bij het bestrijden van ratten en muizen en schadelijke insecten. Omdat hij geen vervolging te duchten heeft en doordat hij zich aan verschillende milieus aangepast heeft, is de torenvalk verreweg de meest algemene dagjager van de roofvogels in Nederland. Hij voelt zich evengoed thuis op landbouwgrond als in de duinen en op de heiden en hij broedt zelfs wel in steden. In Amsterdam heeft hij in het Rijksmuseum gebroed, in kerktorens in vele steden, maar ook bijvoorbeeld hijskranen hebben een nest geherbergd. In Neede hangen speciale nestkasten voor de torenvalk. Soms worden deze bezet door de torenvalk.
Bij het bidden vliegt de torenvalk tegen de wind in met dezelfde snelheid als de wind. je kunt dus aan een biddend torenvalk zien waar de wind vandaan komt; hij staat altijd met de kop in de wind. Bij langdurige sneeuw trekken onze torenvalken zuidelijker; toch sterft zo'n 30 procent van de populatie in de wintermaanden.
In Berkelland worden de torenvalkkasten gecontroleerd. De jongen worden gewogen, de vleugellengte wordt gemeten en de jongen worden geringd.