Kievit

 

Kenmerken
Volwassen vogels zijn gemakkelijk herkenbaar aan de lange kuif en de zwart-witte onderzijde. Jonge vogels hebben een kortere kuif en lichte randen aan de veren. 
Herkennen
De Kievit is herkenbaar aan zijn roep, een langzame vleugelslag en een slordige troepvorm. In het broedseizoen is de buitelende balstvlucht opvallend.

Verblijf
In het westen van Europa is de Kievit een jaarvogel, die graag op vochtige grasgronden verblijft.

Gedrag
De markante roep en de uitgelaten buitelende baltsvlucht van de mannetjes Kieviten zijn een goede vertolking van het opwindende gevoel dat opkomt bij het begin van de lente.
Deze vluchten trekken al spoedig een partner aan. Het gevormde paartje inspecteert gezamenlijk een aantal in aanmerking komende plaatsen. Na de nestkeuze volgt de paring en het eerste ei wordt vaak nog in maart gelegd. Beide vogels broeden, maar het vrouwtje het meest. De eieren komen na 24 tot 31 dagen uit: de broedduur schijnt afhankelijk te zijn van de hoogte boven zeeniveau van het broedterrein. Spoedig na het uitkomen worden de jongen van de droge, onbeschermde nestplaats geleid - tenminste, indien het nest op een omgeploegde akker ligt - en naar een meer beschermd grasland gebracht. Na viereneenhalf tot vijf weken zijn ze zelfstandig.

Buiten het broedseizoen zoeken de Kieviten voedsel op weiland en omgeploegd akkerland, waarbij de plevierentactiek van afwisselend korte eindjes rennen en stilstaan wordt gevolgd, abrupt op een prooi afschietend - een regenworm, langpootmuglarve of rups. Met heftig rukkende bewegingen wordt de prooi tussen de wortels van graspollen uitgetrokken. Foerageren wordt moeilijk wanneer de velden bevriezen en dit verklaart de plotselinge grootscheepse trekbewegingen van Kieviten bij een invallende vorst. Naar het zuidwesten vliegende Kieviten schieten soms drastisch door en belanden in Noord Amerika.

 

Trend en aantal
Het aantal kieviten is vrij constant. De verspreiding van de kievit in Nederland verandert echter, doordat het landschap aan voortdurende veranderingen onderhevig is. Broedden kieviten vroeger voornamelijk in kleinschalige cultuurlandschappen, tegenwoordig zijn ze vooral te vinden op maisakkers en grote open weidegebieden. In sommige landen (waaronder Ierland) is echter zichtbaar dat bij zeer sterke intensivering van het landgebruik zelfs kieviten niet flexibel genoeg zijn om te kunnen overleven. De populatie is daar plotseling ingestort. In Nederland lijkt de situatie voor de kievit vooralsnog prima; in 2000 werden 200.000 tot 300.000 broedparen vastgesteld.