Tureluur

Herkenning
De tureluur is aan de bovenzijde bruin, zijn borst en flanken zijn gestreept en hij heeft een lichte oogring en wenkbrauwstreep. Tijdens de vlucht vallen de witte wig op de rug en de brede witte vleugelachterrand op. In de zomer zijn de boven- en onderdelen getekend met grove donkere vlekken en 's winters zijn de boven- en onderdelen egaal grijsbruin gekleurd.

Biotoop
Tureluurs zijn van oorsprong vogels van toendra's, hoogvenen en zilte steppen. In Nederland broedt de soort vooral op schorren en kwelders, vochtige en structuurrijke weidegronden en in mindere mate elders in slootrijke open gebieden. In de broedtijd worden vooral insecten en kleine, in slikkige sloten levende waterdieren, gegeten. Nederlandse tureluurs overwinteren langs de kusten van Zuidwest-Europa en Noord-Afrika. De tureluur dankt zijn naam aan het geluid dat de vogels maken; 'tjululuu' en dat is makkelijk te vertalen naar 'tureluur'. De vogel zelf is niet zo opvallend, des te markanter zijn de felrode poten en snavel van de tureluur.

Gedrag
Gedurende het grootste deel van het jaar zijn tureluurs sociale vogels, die het gezelschap van andere steltlopers opzoeken, waarmee ze van september tot februari in troepen foerageren langs de Waddenkusten of aan slibrijke riviermondingen. Maar als de tijd aanbreekt om een nest jongen groot te brengen geeft een paar er de voorkeur aan samen een nestplaats te zoeken in weilanden of vochtige heide. 


Op de grond jaagt het mannetjes tijdens de balts achter het vrouwtje aan met uitgespreide staart en vooruitgestoken kop. Geen enkele andere steltloper heeft zo'n brede, witte vleugelstreep als de tureluur. Bij onraad wipt hij met de kop en de staart; de vlucht is weinig vast. Het nest maken tureluurs tussen hoog gras en ze verbergen het nog door er grashalmen overheen te trekken. Het voedsel is zeer gevarieerd: insecten, maar ook wormen en larven. 

Oorzaken achteruitgang 

Het is een snel achteruitgaande soort in Nederland;sinds de jaren 70 is er nog maar 30% over. De oorzaken van de achteruitgang moeten voor een belangrijk deel worden gezocht in snellere afwatering, weinig neerslag en de intensivering van de landbouw, (vaker en vroeger maaien, mestinjectie, hogere veebezetting en inkrimping van het areaal grasland ten gunste van akkerbouwgewassen als mais). 
Daarbij mag de hoge predatiedruk niet worden vergeten. 

Uit bovenstaande wordt duidelijk waarom we zelfs in de Achterhoek aan weidevogelbescherming doen.